Utreg Punx - De Kettingzaag blog
Zeurpieten somberen weleens over het gebrek aan reuring in de na-oorlogse Hollandse cultuur. Nou ja kijk, dat geldt dan zeker niet voor de Utrechtse punk-scene van een decennium of vier geleden want godallejezus, wat een levendig en tumultueus gebeuren was dat! Even kijken hoor, wie had je ook alweer? Je had: the Lullabies, the Nixe, Pitfall, the Rapers, Bizon Kidz, Transgressorz, the Cavias, Coitus Int, Anthrax, Noxious, Blitzkrieg, Pin-Offs, Know-vibbs, the Duds, Scrambled Eric, Rakketax, the Wogs, the Clits, ZeroZero, God, 700 Enemies, Dangerous Pyamas, Rabies, Local Negatives, Disorder, Hi-Jinx, Dadaguluks, De Megafoons, Cold War Embryos... De rij leek eindeloos en dan vergeet ik er vast nog een paar. Ook zwijg ik hier voor het gemak over alles wat daarná nog zou komen. Maar eh… de Utreg Punx, in welke zin zijn we daarmee opgeschoten dan? Voor de buitenwacht was het vooral een bozig legertje non-muzikanten. Wat hebben zij ons per saldo gebracht dan?
Lokale city-marketeers, columnisten, geïmporteerde beroepsbestuurders en andere hipsters nemen tegenwoordig al gauw de term ‘Utreg’ in de mond, daarmee aangevend dat zij zichzelf dermate goed ingevoerd vinden in hun woonstad dat dit hen het voorrecht geeft gebruik te maken van deze geuzennaam. Hoe anders was dat nog in de mid-70s. ‘Utreg’ kwam toen nog louter voor op vluchtig beschilderde spandoeken in stadion Galgenwaard. En in de Galgenwaard daar was het altijd knokken geblazen. Je weet wel, uit de gouden tijd dat de ME nog te paard en bewapend met de lange lat de Bunnikside bestormde… Mensen met een beetje opleiding of cultuur in hun donder vermeden de Galgenwaard als de pest. De scheidslijn tussen hoge en lage cultuur was immers nog erg strikt. Het was de verdienste van een aantal van de punkerts dat zij de term ‘Utreg’ uit het stadion meenamen de cultuur in, en daarmee wellicht en passant de lokale cultuur een stapje laagdrempeliger maakten. In ieder geval: het begrip ‘Utreg Punx’ was geboren, een verzamel-ep uit 1980 droeg voor het eerst trots die titel.
In een oud interview met het Utrechts Nieuwsblad probeert Merlin, zanger van the Duds (zo’n beetje Utrecht’s eerste punkband) zichzelf te typeren. Met onverholen trots verklaart hij: 'Ik sloop alles. Asbakken, juke-boxen, flipperkasten en drumstellen. Hoorde je net dat glas vallen bij die flipperkast?’ Yep, diep verankerd in de Utrechtse psyche is die onbedwingbare neiging tot vakkundige deconstructie. Het begon allemaal al in 1577 met Trijn van Leemput, een lokale heldin die een woeste meute aanvoerde. Zij slaagden erin om in luttele tijd over te gaan tot de volledige vernietiging van muziekpaleis Vredenburg, of zoiets. Een ander hoogtepunt (we switchen gemakkelijk tussen de eeuwen) was de eigenhandige en spontane sloop van het oude stadion Galgenwaard in 1981, TV-beelden ervan gingen de wereld over. Een waar volksfeest brak er uit en ook de Utreg Punx lieten zich daarbij niet onbetuigd. Jazeker, in essentie is afbraak een creatieve daad natuurlijk en het heeft ook iets poëtisch vind ik. Dat de goegemeente hiervoor de term ‘vandalisme’ in de mond neemt is slechts bijzaak, het zegt hooguit iets over hun eigen bekrompen wereldbeeld.
Een eigen invulling van het begrip mobiliteit hadden de punx ook. Vaak ging dat groepsgewijs per trein of per busje(s) naar plekken als Babylon in Woerden, Kaasee (Kreatief Sentrum) in Rotterdam, Drieluik in Zaandam, Parkhof in Alkmaar, diverse kraakpanden in Mokum of naar Simplon in Groningen. Veeleisendheid speelde daarbij geen enkele rol. Twintig man in zo’n busje gestouwd was nooit een probleem, ook niet als de bodem van zo’n afgehuurde brik al half doorgeroest bleek. En als het dan in dat soort oorden tot vechtpartijtjes kwam, dan was enige back-up uit eigen kring altijd handig en praktisch. Het boek ’Doornroosje, 20 jaar Jongerencentrum,’ stipt het mooi aan: ‘Uit Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en het buitenland vinden complete invasies plaats van bands en hun aanhang. Gedenkwaardige avonden.’
Veel van de punkbands gingen al spoedig over tot het self-releasen van 7 inches. Niet gehinderd door enige kennis omtrent zaken als marketing, prijsopbouw, marges of BTW legden ze daarbij een sterke nadruk op wat men in de retail wel ‘verticale prijsbinding’ noemt. Op de hoes stond dan steevast zoiets voorgedrukt als ‘betaal niet meer dan 3 gulden,’ waarmee de punx de retailers expliciet hun willetje oplegden. De arme winkelier die zo’n plaatje dan inkocht (voor een inkoopprijs van pakweg 2,75 gulden) verdiende er zodoende vrijwel niks aan, en als hij het in zijn botte hoofd haalde er een paar kwartjes bovenop te leggen dan liep hij het risico een nachtelijke baksteen door zijn etalageruit te krijgen. Want tja, als punx ergens een bloedhekel aan hadden dan was het gvd wel commercie! Dat diezelfde plaatjes nu soms een paar honderd euro op Discogs doen en, oh ironie, in de handen van diezelfde ouwe punx fel gekoesterde items zijn, doet effe niet ter zake.
Om nooit te vergeten: de katalysator waarmee de hele lokale punkboel in beweging kwam was het opwindende concert dat de Ramones (voorprogramma Talking Heads) in het voorjaar van 1977 in RASA aan de Pauwstraat gaven. Vanaf toen was ‘punk’ een begrip, hadden de punx in spe een duidelijk voorbeeld voor ogen, begrepen ze hoe je een gitaar moest vasthouden en ging de mensheid voorgoed weer staan bij concerten in plaats van, zoals voorheen, op de vloer neergestreken in die achterlijke kleermakerszit!
‘De muziek deed niets dan razend keffen. Er was geen brokstuk van een wijs.’
Uit ‘De Wingerdrank’ van F. Bordewijk.
Ergens in de jaren 80/90 moet het idee postgevat hebben dat popzalen (en ook bioscopen en theaters trouwens) het beste een zwartgeverfd interieur kunnen hebben, de term ‘zwarte doos’ is in die tijd ontstaan. Tegenwoordig weten we niet beter, hoe zwartgeverfder een zaal hoe beter het podiumgebeuren tot zijn recht komt, vinden wij. Maar dit was tot in de early 80s helemaal geen vanzelfsprekendheid. Alleen Paradiso is tot op de dag van vandaag maagdelijk wit van binnen gebleven. Aangezien veel punx in die tijd als het ware geboren werden met een dikke Edding-viltstift of verfspuitbus (twee mooie innovatieve producten uit die tijd) in hun binnenzak, bleek dit een typisch geval van de kat op het spek binden. Veel popzalen waren al rap van onder tot boven onder gekladderd met bandnamen en kreten, ‘destroy!, fuck fascism! Vonhoff is een varken!’ Dit tot groot ongenoegen van de ouwe hippies die er de touwtjes in handen hadden. De term ‘graffiti’ was destijds nog allerminst ingeburgerd en het waren de punx die het gebruik ervan populariseerden. En in het voorbijgaan die vieze hippies een laatste schopje gaven richting de uitgang…
Net als andere steden beschikte Utrecht over een keur aan punk-fanzines (Duvel, Orgie, Vrot, Riezistuns) maar gek genoeg was het de burgerlijke pers die er de meeste impact had op de scene. Het Utrechts Nieuwsblad, ooit goed fout tijdens WOII, mag er dan wel een handje van hebben om cultuur straal te negeren, het was hun popscribent Ron Blansjaar die zich een vurig pleitbezorger van de Utreg Punx toonde. Blansjaar had de oude tijd nog bewust meegemaakt en zag scherp welke kant het op moest. In de punx zag hij als het ware de verkondigers van een nieuw evangelie. Begeesterd besprak hij lokale bands, concerten en platen, waarmee hij de boel van de nodige impulsen voorzag. Tegelijkertijd maakte hij korte metten met de oude garde, hetgeen hem niet altijd in dank werd afgenomen.
Met ruim 730 werfkelders, al eeuwenlang borrelend in haar onderbuik, schonk de stad Utrecht de punx een unieke natuurlijke biotoop. Talrijk waren de feestjes die in deze donkere spelonken plaatsvonden. Echter als oefen- of optreedplek fungeerden de kelders minder goed. Niet alleen omdat het akoestisch behelpen was met de gewelfde ruimtes maar ook moest je oppassen dat de hoge vochtigheidsgraad er niet toe leidde dat versterkers en gitaren gestaag van binnenuit eh... gesloopt werden. Ook de muffe stank die kon opstijgen uit het beschimmelde metselwerk sneed je de adem af, het bleef soms dagenlang in je kleding hangen.
Ook bovengronds was de podiumsituatie kloten van de bok, of werd er zelfs beroerder op. Na de Ramones deed slechts een handjevol punky bands van naam de oude bisschopsstad aan (the Boys, Pure Hell, Only Ones, Flyin’ Spiderz, The Cramps). Het contrast met de situatie in andere steden was onverteerbaar. Daar kwam bij, rond 1980 ging RASA zich op andere genres toeleggen, kreeg muziekcafé EigenWijs het aan de stok met groepen punx, was het oude houten Tivoli-noodgebouw aan het Lepelenburg in de fik gevlogen (daders ook gevlogen) en werd op het Vredenburg weliswaar voor 60 miljoen dukaten een nieuw muziekcentrum uit de grond gestampt, maar popmuziek zou daar slechts marginaal aan bod gekomen, zo werd al snel duidelijk. Logisch dus dat de hartenkreet ‘wij willen punkkeet’ her en der op muren verscheen. Maar a goal without a plan is just a wish, moeten de punx zich instinctmatig hebben gerealiseerd. Een gelegenheidsverbond met de kraakscene ontstond als vanzelf en een serie roemruchte kraakacties volgde, waarbij de Utreg Punx steeds als dappere krijgers voorop gingen in de strijd. Zo’n kraak was dan meestal voor een avondje, doelwit was een leegstaande zaal of pand. Op een geïmproviseerd podium speelden wat haastig opgetrommelde bands.
Een geliefd mikpunt van kritiek daarbij was Henk Vonhoff, burgemeester in punktijd (1976-1980). Met zijn imposante postuur was hij een echte regent, een liberaal van de oude stempel die geen tegenspraak duldde. ‘Jeugdcultuur is leuk maar we gaan er geen geld aan uitgeven,’ schijnt hij eens gebromd te hebben. Mijn broer kwam eens thuis met het verhaal dat tijdens een kraakactie van de (toen net geopende) kleine zaal van Vredenburg de heer Vonhoff hoogstpersoonlijk aanwezig was om de politie van krijgskundige adviezen te voorzien. Op zijn gezag werd de zaal afgesloten en de verwarming hoog opgestookt (!). Een paar uur later werden de ernstig bezwete bezetters er alsnog uitgeknuppeld waarbij Vonhoff hoogstpersoonlijk een paar van die lui bij hun nekvel greep en naar buiten sleurde. Over doorpakken gesproken!
Uiteindelijk zouden de kraakacties leiden tot een grootse triomf. Het oude, leegstaande NV-Huis aan de Oudegracht werd na enkele veldslagen juichend in bezit genomen. ‘The final battle’ bestond eruit dat de wouten zich beneden in de zaal hadden verschanst in het gezelschap van een roedel hapgrage politiehonden, terwijl de actievoerders via het balkon de zaal waren binnengedrongen. De blauwen hadden niet gerekend op de flesjes ammoniak die de actievoerders naar beneden smeten. De rotbeesten begonnen terstond te hallucineren waarna ze met baasjes en al wijselijk de aftocht bliezen, met de staart tussen de benen ongetwijfeld. Spoedig daarna zou het NV-Huis omgedoopt worden tot Tivoli. De punk-, postpunk- en new wave-muziek hadden eindelijk hun landingsplek gevonden, hoera! Omdat in diezelfde tijd ook De Vrije Vloer ontstond en ook Kikker en Muziekcentrum Vredenburg (toch wel) veel aan pop deden, kon Utrecht eindelijk meedoen met de grote jongens. Een schitterend tijdperk barstensvol gedenkwaardige concerten brak aan.
Waarmee we weer in onze tijd zijn aanbeland. De punx van weleer zijn al lang en breed in de anonimiteit opgelost, sommigen van hen hebben inmiddels een tuintje op hun buik. De Vrije Vloer is uiteindelijk De Helling gaan heten, dB’s, Ekko en ACU zijn erbij gekomen. Tivoli zou doorgroeien naar een (door de gemeente afgedwongen) fusie met MC Vredenburg en SJU Huis, waarmee ‘muziekpaleis’ TivoliVredenburg was geboren. Menig ouwe punk moppert graag over het in hun ogen megalomane prestigeobject en zeg nou zelf, een punkkeet kun je het bepaald niet noemen. Maar een concreet resultaat van alle inspanningen is het wel en minstens zo belangrijk: hun eigen kinderen feesten er des te grager. En dat zou je weer kunnen zien als een afrekening met de oude garde, alsook als een cirkel die weer rond is. Gaver dan dat kan niet, toch?
Jos de G.
De Kettingzaag blog
De Kettingzaag blog
This record is dedicated to those who are no longer with us:
Rob van Asperen
Max Bosschaert
Babbi/Arnoud Brinkman
Peter Daniëls
Joeri Elfrink
Nicole Holmes
Ollie ten Hoopen
Robin Meijerink
Heino l’Ortye
Edie Renes
Ferdie Tummers
Rob van Asperen
Max Bosschaert
Babbi/Arnoud Brinkman
Peter Daniëls
Joeri Elfrink
Nicole Holmes
Ollie ten Hoopen
Robin Meijerink
Heino l’Ortye
Edie Renes
Ferdie Tummers